Veel verkeersveiligheidsmaatregelen hebben de vorm van regels, verplichtingen, verboden of geboden. Dergelijke dwingende maatregelen zijn niet populair. Dus opzoek naar wetenschappelijke studies naar automatisch gedrag en de mogelijkheden om dit gedrag te beïnvloeden op het gebied van de verkeersveiligheid.
Daartoe zijn twee sporen gevolgd:
- Wat is er over automatische gedragsbeïnvloeding bekend in de wetenschap, ten behoeve van beleidsvorming en specifiek voor verkeersveiligheid?
- Kunnen wij zelf een effect van automatische gedragsbeïnvloeding op feitelijk veilig verkeersgedrag aantonen?
Het eerste spoor is verkend met een literatuurstudie. Voor het tweede spoor is een experiment uitgevoerd waarin de relatie tussen automatische gedragsbeïnvloeding en het dragen van de fietshelm is onderzocht.De literatuurstudie had tot doel om aan de hand van wetenschappelijke literatuur na te gaan wat de wetenschappelijke evidentie is voor vier vormen van automatische gedragsbeïnvloeding:
- priming
- framing
- sociale normen
- emoties
Priming is de activatie van bepaalde concepten door invloeden van buitenaf, op een passieve, subtiele en niet-opgedrongen manier. Mensen zijn en worden zich niet bewust van deze invloeden. Framing is het formuleren van een boodschap in termen van winst of verlies. Bij beïnvloeding door middel van sociale normen wordt gebruikgemaakt van het feit dat mensen graag bij een meerderheid behoren. Bij beïnvloeding door middel van het opwekken van emoties wordt gebruikgemaakt van het feit dat emoties invloed hebben op beslissingen.
Deze vormen van beïnvloeding zijn steeds in drie stappen besproken: eerst is op basis van wetenschappelijke literatuur bekeken wat er in algemene zin over bekend is; vervolgens is de relevantie voor de beleidspraktijk van andere terreinen geanalyseerd en ten slotte is stilgestaan bij de toepasbaar- heid in het verkeersveiligheidsbeleid.
Vooral de onderzoeken die verricht zijn naar priming laten interessante resultaten zien. Zo is in onderzoek aangetoond dat mensen langzamer gingen lopen nadat ze artikelen hadden gelezen die over ouderdom gingen. Toch gaat het vaak maar om hele kleine effecten, die door andere onderzoekers soms ook niet herhaald kunnen worden.
In de verkeersveiligheid wordt automatische gedragsbeïnvloeding nog maar op beperkte schaal toegepast en de experimenten die ermee zijn uitgevoerd, zijn meestal niet geëvalueerd volgens wetenschappelijk erkende criteria. In dit project heeft de SWOV daarom een experiment uitgevoerd dat wel op deze manier is opgezet en uitgevoerd. De bedoeling van het onderzoek was om na te gaan of basisschoolleerlingen door middel van priming ertoe bewogen kunnen worden om uit zichzelf een fietshelm op te zetten. De priming werd tot stand gebracht door de kinderen een woordzoeker te laten oplossen waarin woorden waren opgenomen die een associatie hadden met de fietshelm. Een controlegroep loste ook een woordzoeker op, maar met neutrale woorden. De geprimede kinderen bleken niet significant vaker spontaan een fietshelm op te zetten dan de niet-geprimede kinderen. Een effect van de prime kon in dit geval dus niet worden aangetoond. Mogelijk is de impliciete negatieve attitude jegens het dragen van de fietshelm zo sterk dat deze niet met een dergelijke subtiele interventie beïnvloed kon worden. Een andere mogelijke verklaring voor het uitblijven van een effect is een te kleine steekproef.
Bron:
www.swov.nl